11

 

Het uitdunnen van de koolrapen was iets wat je prima kon doen zonder daar veel bij na te denken. Het was weliswaar funest voor je rug, maar het weghalen van de kleine plantjes vereiste geen bijzondere concentratie of aandacht. Het ergste was altijd wanneer je overeind kwam en dacht dat je bijna, of in elk geval voor de helft klaar was, en dat je dan tot de ontdekking kwam dat je eigenlijk nog maar net begonnen was en nog talloze rijen moest doen.

Vroeger, toen Kenny en Lawrence nog jong waren, bedachten ze spelletjes om de verveling te verdrijven. Dan deden ze wedstrijdjes, schouder aan schouder, wie het eerst een rijtje af had. Lawrence won altijd. Met de meeste dingen was hij sneller dan Kenny. Maar hij ging minder zorgvuldig te werk. Omdat Kenny’s eigen rijen altijd netter waren en de planten gelijkmatiger waren uitgedund, vond hij het nooit zo erg om te verliezen, al was het leuk geweest als hij ook eens had gewonnen.

Nu hij op het land aan het werk was, kwam die tijd van vroeger weer bij Kenny boven. De spelletjes die ze altijd deden. Misschien moest hij maar niet te veel nadenken over het lijk dat in de schuur hing, de schuur die hij met Lawrence gebouwd had. Hij vroeg zich af of hij vanaf nu steeds weer aan de dode man herinnerd zou worden als hij naar de schuur ging om spullen voor de boot op te halen.

Zodra Perez was vertrokken, was Kenny begonnen met het uitdunnen van de rapen, en inmiddels was het tijd voor een korte lunchpauze. Maar omdat hij het rijtje eerst wilde afmaken, schoffelde hij nog even verder. Hij dacht aan vroeger, bijna vijftig jaar geleden, toen hij nog een iel ventje was, met knokige knietjes en een snotneus, die als een meid begon te blozen als iemand iets tegen hem zei.

Tegenwoordig was er maar één klein kind in Biddista: Alice, de kleindochter van Aggie Williamson. In zijn jonge jaren waren ze met z’n vijven geweest: Lawrence en hij, Bella en Alec Sinclair, en Aggie, die toen nog geen Williamson heette. Het kostte hem moeite op haar meisjesnaam te komen. Watt. Zo heette ze: Aggie Watt. Een schuchter klein ding. Als hij haar nu zag, in het postkantoortje, met haar neus in een boekje, vond hij dat ze in al die jaren nauwelijks veranderd was. Als kind leek ze al oud, klein, bleek en tenger.

Lawrence en Bella waren ook toen al van hetzelfde laken een pak geweest. Allebei zo koppig als wat, altijd hun eigen zin doordrijvend. Maar ook slim. Ze wilden op de school in Middleton altijd de beste van de klas zijn, lachten allebei om grapjes die verder niemand snapte, werkten de leraren op de zenuwen door hun grote mond en hun gevatte opmerkingen. Ze waren rivalen, maar tegelijkertijd voelden ze zich tot elkaar aangetrokken. Kenny ging het liefst zo onopvallend mogelijk door het leven.

Nu waren ze nog maar met z’n drieën over in Biddista. Bella was een beroemd kunstenares geworden. Ze was naar de kunstacademie gegaan, had in Barcelona en New York gezeten, maar woonde nu al ruim twintig jaar in de Manse. Aggie woonde nu naast het huis waar ze haar jeugd had doorgebracht. Zelf woonde hij in het huis waarin hij was opgegroeid, en hij deed zo’n beetje dezelfde dingen die hij als kind ook al had gedaan. Hij bedacht dat hij vijftig jaar geleden waarschijnlijk op deze plek zijn vader had geholpen met het uitdunnen van de rapen. Twee van ons zijn erin geslaagd weg te komen, dacht hij. Alec was overleden toen hij nog jong en knap was. En Lawrence was weggegaan nadat Bella zijn hart gebroken had.

Hij had het eind van het rijtje bereikt, rechtte zijn rug en voelde de vermoeidheid in zijn schouders. Als Edith thuis was geweest, dacht hij, zou ze zijn schouders masseren, om de spanning in zijn spieren te verlichten. Hij bedacht dat Edith in de loop der jaren veel lichamelijker was geworden; in het begin van hun relatie was ze niet zo aanrakerig geweest. Ouderdom kwam niet alleen maar met gebreken.

De ouders van Edith kwamen niet uit Biddista. Hij was haar pas tegengekomen toen hij naar de middelbare school ging. Ze was een paar jaar jonger dan hij. Ze hadden steeds dezelfde bus genomen, maar hij kreeg pas rond zijn vijftiende oog voor haar. Edith had toen nog sproeten en krullend haar, onbestemd bruin met een rossige gloed. Hij was veel te schijterig geweest om haar mee uit te vragen, en de eerste toenadering was van haar kant gekomen. Ze had altijd goed geweten wat ze wilde. Later had hij haar meegenomen naar Biddista, en daar had ze de anderen ontmoet: Lawrence en Bella, Alec en Aggie. Ze had er nooit goed bij gepast. Ze hadden allemaal heel aardig tegen haar gedaan, zelfs Bella, maar Edith had altijd een zekere afstand bewaard.

Toen hij zich uitrekte, zag hij dat de zon schuilging achter een mistbank die vanuit zee kwam opzetten. Verder landinwaarts was het zicht nog helder. Nu hij even uitrustte, voelde hij dat het zweet op zijn voorhoofd en in zijn nek door de kille lucht snel verdween.

In de keuken zette hij water op, en zocht hij in de koelkast iets te eten. Vroeger maakte Edith altijd een lunchpakket voor hem klaar. Als hij een klus ver weg had, smeerde ze altijd boterhammen en deed ze er een groot stuk dadeltaart of een plak chocoladecake bij, die ze altijd ‘turf’ noemden. Als hij op het land werkte, stond er tussen de middag altijd iets warms voor hem op tafel. Meestal soep. Maar toen ze een baan in het verzorgingshuis kreeg, en nog voordat ze haar huidige managersfunctie kreeg en cursussen ging volgen, werd alles anders.

‘We werken nu allebei, dus vanaf nu zul je zelf voor je lunch moeten zorgen. Dat lijkt me niet meer dan logisch,’ had ze gezegd.

Kenny kon de redelijkheid daar wel van inzien. Bella zou iets dergelijks ook gezegd kunnen hebben. Zij was nooit getrouwd, omdat ze haar onafhankelijkheid niet wilde opgeven. ‘Ik vind het vrijgezellenbestaan prima. Heerlijk zelfs.’ Die uitspraak had Kenny ooit in een van de zondagsbladen gelezen, in een interview met Bella, naar aanleiding van een expositie van haar in Edinburgh. Edith had de krant gekocht toen ze van een cursus terugkwam en het artikel aan hem laten zien.

Er lag nog wat lamsvlees in de koelkast, een restje van zondag. Hij sneed het in plakjes en deed ze op een boterham. Toen hij daarmee klaar was, kookte het water inmiddels en zette hij een pot thee.

De mist was nu zo dicht geworden dat hij door het keukenraam niets meer kon zien, zelfs niet de tuinmuur of zijn auto die hij voor de deur geparkeerd had. Kenny was blij dat hij niet met de boot was weggegaan, want hij had geen gps of dat soort nieuwerwetse flauwekul, zodat hij alleen op zijn kompas en met zijn kaart de weg terug had moeten vinden. Tegenwoordig ging dat allemaal niet meer zo vlot als vroeger. Hij hoopte dat Edith uit haar werk voorzichtig zou rijden. In dit weer kon je zomaar van de weg raken of een tegenligger raken. Sinds hij die man in de schuur had zien hangen, had hij voortdurend zulke nare gedachten.

Hij ging in de gemakkelijke stoel zitten en nam zijn bord op schoot. Met een kop thee onder handbereik op het Rayburn-fornuis, luisterde hij naar het nieuws op Radio Shetland. Er werd niets over de dode man gezegd. Jimmy Perez zou het niet veel langer geheim kunnen houden. Hij zette de radio op de lange golf om naar het weerbericht voor de scheepvaart te luisteren. Dat deed hij uit gewoonte. Toen hij gegeten had, dommelde hij weg, en tussen waken en slapen kwamen er beelden bij hem boven van Fair Isle, toen hij daar een zomer lang aan het South Lighthouse had gewerkt en Jimmy had ontmoet. Voor zijn gevoel was dat langer geleden dan toen hij als jongen rapen uitdunde.

Kenny schrok wakker toen hij merkte dat er iemand binnenkwam. Hij wist onmiddellijk waar hij was. Hij was even weggezakt, zo’n middagslaapje waarin je meer doezelde dan sliep. Zijn eerste gedachte was dat het Edith moest zijn, die om de een of andere reden vroeger van haar werk was gekomen. Hij hoopte dat ze zin had om te vrijen. Seks vond hij overdag het heerlijkst. Hij had dan het gevoel dat hij spijbelde, dat hij eigenlijk iets anders zou moeten doen. Maar toen hij zich omdraaide, met gespreide armen om haar te verwelkomen, zag hij dat het niet Edith was, maar Aggie Williamson. De mist hing in haar haar. Talloze minieme druppeltjes, gevangen in haar dunne, warrige haar. Zilver op grijs.

‘Aggie,’ zei hij. ‘Is er iets?’ Ze kenden elkaar al heel lang, maar nooit eerder was ze uit eigen beweging bij hem binnengekomen. Zelfs toen ze nog klein was en met de anderen mee wilde spelen, bleef ze net zo lang bij hen in de buurt rondhangen tot ze erbij geroepen werd. Ze had nog nooit bij hem op de deur geklopt. Bella en Alec kwamen altijd onaangekondigd binnenvallen en schoven gewoon aan, in de veronderstelling dat de melk en de koekjes ook voor hen bestemd waren.

‘Die politieman is langs geweest,’ zei Aggie. ‘Perez. Hij vertelde dat er een lijk in de schuur is aangetroffen.’

‘Dat weet ik. Ik heb die man namelijk zelf gevonden.’ Hij had het liever over een man dan over een lijk. Was ze naar hem toe gekomen om te roddelen? Dat was niets voor haar. Als er in plaatsjes als Biddista geroddeld werd, dan gebeurde dat in de winkel, al moedigde Aggie dat nooit aan. Ze bleef altijd achter de toonbank zitten en legde haar boek omgekeerd weg als er klanten kwamen, maar je merkte altijd dat ze graag verder wilde lezen. Ze ging helemaal op in haar boeken, maar de roddels die verspreid werden, interesseerden haar niets.

‘Weet je wie het is?’ vroeg ze.

‘Ik kon zijn gezicht niet zien,’ zei Kenny. ‘Hij droeg een masker. Een clownsmasker.’

‘Dat zei Jimmy Perez ook al.’ Ze zweeg even en nam hem van top tot teen op. ‘Zou het Lawrence kunnen zijn?’

Blijkbaar verwachtte ze dat Kenny daarover zou nadenken en iets zou zeggen, maar toen dat niet gebeurde, zei ze: ‘Martin heeft hem voor me beschreven. Hij heeft hem gezien toen hij nog leefde. Misschien was hij wel de laatste die hem nog in leven heeft gezien. Dus toen dacht ik...’

‘Die man in de schuur is een Engelsman,’ zei Kenny. ‘Volgens Perez had hij een Engels accent.’

‘Het is lang geleden dat Lawrence hier is weggegaan. Misschien heeft hij een ander accent overgenomen.’

‘Als ik jou zo hoor, wíl je gewoon dat het Lawrence is,’ zei hij.

‘Nee!’

‘Ik zou hem heus wel herkend hebben,’ zei Kenny koppig. ‘Ook zonder zijn gezicht gezien te hebben.’

‘O ja? Echt waar? Hoe lang is het nu geleden dat hij is vertrokken? Jaren! In elk geval voordat Alice werd geboren, want ik kan me niet herinneren dat hij toen nog langs is geweest.’

Kenny probeerde zijn broer voor de geest te halen. Zijn lengte, zijn lichaamsbouw. Hij dacht aan de man die hij gisteravond bij het Herring House had zien wegrennen. Zou dat Lawrence geweest kunnen zijn?

‘Wanneer heb je voor het laatst iets van hem vernomen?’ vroeg Aggie.

Kenny wist dat precies, maar was niet van plan dat aan haar neus te hangen. Hij verzweeg dat zijn broer zo weinig om hem had gegeven dat hij van Bella had moeten horen wat voor bericht Lawrence voor hem had achtergelaten: ‘Lawrence is weer weggegaan. Dat moest ik van hem tegen je zeggen.’ Kenny had niet eens afscheid van zijn broer genomen, omdat hij die zomer op Fair Isle werkte. Misschien was Lawrence expres in die periode vertrokken, omdat hij wist dat Kenny hem anders zou ompraten.

‘Die man in de schuur is Lawrence niet,’ zei hij.

Even dacht hij dat ze hem op andere gedachten wilde brengen, maar ze leek zich te bedenken.

‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Je hebt gelijk. Stom van me. Ik weet niet wat er vandaag met me aan de hand is. Ik haal me van alles in mijn hoofd. Natuurlijk zou je je eigen broer herkennen.’ Ze zweeg even. ‘Toen Perez weer weg was, maakte ik me zelfs wijs dat het Andrew misschien wel kon zijn. Pas weken nadat hij in het water was gevallen, hebben ze hem gevonden. Er stond zo’n sterke stroming dat hij waarschijnlijk naar zee is meegesleurd, zei de kustwacht. Ik dacht dat hij het misschien toch had overleefd. Wekenlang bleef ik dat hopen. De mogelijkheid bestond dat hij het had overleefd, dat hij naar de kust was gezwommen en ergens anders naartoe was gegaan om van de drank af te komen. Het lijk dat uiteindelijk aanspoelde, kon van iedere willekeurige drenkeling zijn.’

‘Andrew is dood,’ zei Kenny.

‘Dat weet ik. Mijn fantasie slaat op hol. Dan denk ik: stel nou eens... en dan laat ik me helemaal meeslepen. Je kent het wel.’ Ze glimlachte even. ‘Sorry, ik had hier niet naartoe moeten komen.’

‘Ga even zitten, dan geef ik je een kop thee, nu je er toch bent.’ Hij kreeg medelijden met haar. Ze moest het helemaal in haar eentje zien te rooien. Niemand om op een verloren middag mee naar bed te gaan.

‘Nee,’ zei ze. ‘Ik heb het postkantoor dichtgegooid, zodat ik hier snel even naartoe kon. Maar nu moet ik terug. Misschien staan er klanten te wachten.’

‘Het komt door de tijd van het jaar,’ zei hij. ‘Dat het ’s nachts niet donker wordt. Daar raken we allemaal een beetje van slag van.’

 

 

 

 

Witte nachten
titlepage.xhtml
Witte nachten-ebook_split_000.xhtml
Witte nachten-ebook_split_001.xhtml
Witte nachten-ebook_split_002.xhtml
Witte nachten-ebook_split_003.xhtml
Witte nachten-ebook_split_004.xhtml
Witte nachten-ebook_split_005.xhtml
Witte nachten-ebook_split_006.xhtml
Witte nachten-ebook_split_007.xhtml
Witte nachten-ebook_split_008.xhtml
Witte nachten-ebook_split_009.xhtml
Witte nachten-ebook_split_010.xhtml
Witte nachten-ebook_split_011.xhtml
Witte nachten-ebook_split_012.xhtml
Witte nachten-ebook_split_013.xhtml
Witte nachten-ebook_split_014.xhtml
Witte nachten-ebook_split_015.xhtml
Witte nachten-ebook_split_016.xhtml
Witte nachten-ebook_split_017.xhtml
Witte nachten-ebook_split_018.xhtml
Witte nachten-ebook_split_019.xhtml
Witte nachten-ebook_split_020.xhtml
Witte nachten-ebook_split_021.xhtml
Witte nachten-ebook_split_022.xhtml
Witte nachten-ebook_split_023.xhtml
Witte nachten-ebook_split_024.xhtml
Witte nachten-ebook_split_025.xhtml
Witte nachten-ebook_split_026.xhtml
Witte nachten-ebook_split_027.xhtml
Witte nachten-ebook_split_028.xhtml
Witte nachten-ebook_split_029.xhtml
Witte nachten-ebook_split_030.xhtml
Witte nachten-ebook_split_031.xhtml
Witte nachten-ebook_split_032.xhtml
Witte nachten-ebook_split_033.xhtml
Witte nachten-ebook_split_034.xhtml
Witte nachten-ebook_split_035.xhtml
Witte nachten-ebook_split_036.xhtml
Witte nachten-ebook_split_037.xhtml
Witte nachten-ebook_split_038.xhtml
Witte nachten-ebook_split_039.xhtml
Witte nachten-ebook_split_040.xhtml
Witte nachten-ebook_split_041.xhtml
Witte nachten-ebook_split_042.xhtml
Witte nachten-ebook_split_043.xhtml
Witte nachten-ebook_split_044.xhtml
Witte nachten-ebook_split_045.xhtml
Witte nachten-ebook_split_046.xhtml
Witte nachten-ebook_split_047.xhtml
Witte nachten-ebook_split_048.xhtml
Witte nachten-ebook_split_049.xhtml